Op 27 januari is het 75 jaar geleden dat Sint Odiliënberg werd bevrijd. De inwoners van het dorp maakten dat niet mee: zij waren een week tevoren geëvacueerd door de Duitsers. Aan de hand van verhalen van ooggetuigen, verslagen uit archieven en andere publicaties beschreef Roy Pfennings de aanval van Engelsen militairen die uiteindelijk leidden tot de bevrijding van het dorp.  

Mijnenveld Sint Odiliënberg

Op vrijdag 26 januari voerden de Britten meerdere verkenningspatrouilles uit naar Sint Odiliënberg. Dokter Stapert, van De Meihof, zag die dag drie tanks die bij de molen geparkeerd stonden terwijl de bemanning naar typisch Engels gebruik een theepauze hield. Verkenningseenheden vonden regelmatig mijnen, die ze vervolgens opruimden. Bij het ruimen werd plotseling vanuit Hoosden op de Britten geschoten. Luitenant Remnant werd door een Duitse sluipschutter getroffen en overleed later aan zijn verwonding. Het was nu duidelijk dat een kleine Duitse achterhoede zich had verschanst in en rond het dorp.

Bevolking geëvacueerd

Op zaterdag 27 januari 1945 werd dan ook eindelijk Sint Odiliënberg bevrijd. Voor de inwoners helaas te laat. Ruim een week daarvoor hadden de Duitsers de bevolking geëvacueerd. Na het gebruikelijke artilleriebombardement rukte Engelse infanterie van de Devons, gesteund door tanks van de Royal Inniskilling Dragoon Guards, vanuit twee richtingen op naar het dorp. Wegens een vertraging van een Sherman vlegeltank ging men op de linker opmarsroute een half uur later dan gepland over de startlijn. Nadat door de vlegeltanks een pad was vrijgemaakt door het mijnenveld, rukten de vijf tanks met infanterie op over het vrijgemaakte pad richting het dorp.

Tanks buiten gevecht

De tanks vuurden met hun boordmitrailleurs op de wegvluchtende Duitsers en rukten op naar de eerste huizen. Door hevig Duits artillerie vuur raakten enkele Britse soldaten gewond. Ook werden er toch nog drie tanks buiten gevecht gesteld doordat ze op mijnen reden. Toch bereikte men de gestelde doelen, maar op de hoek van de Raadhuisstraat reed een vierde tank nog op een mijn. Pelotons-commandant Luitenant Craig-Harvey moest overstappen op de laatste tank en bereikte zo de markt, waar later de ander groep ook arriveerde.

Mijnen

Op de rechter opmarsroute verliep de aanval iets voorspoediger. De soldaten slopen van huis tot huis. De chauffeur van de voorste tank ontdekte dat er in de straten van het dorp verdachte sneeuwhoopjes lagen. Men realiseerde zich snel dat er mijnen onder de sneeuwhoopjes moesten liggen en lieten de tanks stoppen. De bemanning sprong uit de tanks om de mijnen te gaan ruimen. Met de hand schraapten ze de sneeuw van de ‘heuveltjes’. Ze hadden gelijk: het waren inderdaad mijnen, listig met draden aan elkaar verbonden. Nadat er een pad ter breedte van een tank was vrijgemaakt trok men verder richting Roer. De Duitsers, die vanaf de oostoever van de Roer bij Melick een goed zicht hadden op Sint Odiliënberg, schoten met machinegeweren en mortieren zodra ze de Tommies opgemerkt hadden. Verschillende Engelse soldaten werden nog op de laatste honderd meter van hun doel, de Roer, het slachtoffer van de Duitse beschietingen. Omstreeks 17:00 uur was het dorp ingenomen en werden de twee compagnieën van de Devons afgelost door een compagnie van de Rifle Brigade.